Over de Atlantikwall

Over de Atlantikwall is veel informatie beschikbaar. Hieronder is in het kort de geschiedenis te lezen van de Duitse verdedigingslinie die liep van Noord-Spanje tot aan Noorwegen.

Een springplank naar Engeland

In het voorjaar van 1940 bezetten de Duitse legers vrijwel geheel West-Europa: Noorwegen, Denemarken, Nederland, België, Luxemburg en driekwart van Frankrijk werden veroverd. De Duitse troepen stonden overal aan de kust: de volgende sprong zou naar Engeland gemaakt worden. De strategisch belangrijke havens werden door de Duitse marine beschermd met kust- en luchtdoelbatterijen. De kusten van de bezette gebieden werden provisorisch beveiligd tegen beperkte aanvallen – van een serieuze landing door Engeland kon nog geen sprake zijn. Op strategische punten verschenen loopgraven, prikkeldraad, machinegeweren en licht geschut. Verder werd de kust beschouwd als de springplank naar Engeland. In de havens werden schepen samengebracht voor de oversteek.

De Atlantikwall

Toen het Duitse luchtoffensief tegen Engeland niet tot de gewenste resultaten leidde, werd de invasie eerst uitgesteld en tenslotte afgeblazen. Tegelijkertijd versterkte Engeland zijn leger, werden de bombardementen op Duitse doelen gestaag uitgebreid, vocht Duitsland vanaf juni 1941 ook aan het lange oostfront, en schaarde Amerika zich een half jaar later aan de zijde van de geallieerden. Het Duitse opperbevel besefte dat een invasie in West-Europa slechts een kwestie van tijd zou zijn. In januari 1942 werd begonnen met de bouw van lichte bunkers, waarin de kustbewakers en hun munitie veiliger konden worden ondergebracht. In de zomer van dat jaar oordeelde het opperbevel dat de kustverdediging grootschalig moest worden aangepakt wilde zij bestand zijn tegen een volwaardige invasie. In september 1942 werd begonnen met de bouw van wat aanvankelijk de Neue Westwall heette, refererend aan de verdedigingslinie langs de westgrens van het Duitse Rijk. Al snel kreeg de kustverdediging een eigen naam: de Atlantikwall (Atlantische Muur).

De som der delen

De Atlantikwall was opgebouwd uit vele kleine elementen, die op strategisch waardevolle locaties werden samengevoegd en versterkt. De kleinste eenheden waren de Widerstandsneste (weerstandskernen) en Stützpunkte (steunpunten). Elke stelling vervulde doorgaans één functie: kustbatterij, commandopost, strandverdediging, hospitaal, of luchtdoelbatterij, enzovoorts. De kleine Widerstandsneste bestonden doorgaans uit gemetselde bouwwerken, soms ook uit één of enkele zwaarbetonnen bunkers. Stützpunkte waren groter en bezaten naast gemetselde werken meerdere zwaarbetonnen bunkers, waarmee de operationele basis van het complex beschermd werd. Bij een kustbatterij bijvoorbeeld waren het geschut, de vuurleiding, de commandant, de geschutbediening en de munitie in bunkers ondergebracht. Levensmiddelen, water, kantine, reservemateriaal, verbindingsloopgraven, handmunitie en de dagschuilplaatsen hadden een gemetselde behuizing. De zwaarbetonnen bunkers waren bestand tegen een aanhoudende artilleriebeschieting, de gemetselde werken boden alleen bescherming tegen kogels en scherven.

Strategisch belangrijke gebieden

Op strategisch belangrijke plaatsen als havens, riviermonden of kustplaatsen werden de verschillende Widerstandsneste en Stützpunkte ter plaatse samengevoegd voor de gezamenlijke verdediging van deze locatie. Dit gebeurde door het aanleggen van een allesomvattende tankhindernis, zodat het gebied naar alle kanten verdedigd kon worden. Deze hindernis kon bestaan uit betonnen muren, natte en droge grachten, rijen spoorstaven in een betonnen fundering, een natuurlijke of kunstmatige steile helling, of rijen betonnen piramides. De stellingen binnen deze versperring werden versterkt door de bouw van nog meer zware bunkers. Ook werden extra manschappen en materieel aan dergelijke gebieden toebedeeld. De zo gevormde Stützpunktgruppe (steunpuntengroep) moest zich enkele maanden zelfstandig kunnen verdedigen.

Op marinebases en grote zeehavens, die eveneens van groot strategisch belang waren, werden de Stützpunktgruppen vergroot en verder versterkt. De vele stellingen kregen meer en gespecialiseerde bunkers voor de verdediging van hun territorium en de havens, industrieën en verbindingen. Deze grote versterkte gebieden kregen de naam Verteidigungsbereich (verdedigingsgebied), sommige zijn later tot Festung (vesting) omgedoopt. Soms werd er binnen het gebied van een Verteidigungsbereich of een Festung een laatste wijkplaats, een reduit gebouwd: het kernwerk. Dit fort bestond louter uit betonnen bunkers en kon in uiterste nood nog steeds de kerntaak van de Festung vervullen: het blokkeren van de toegang tot de havens.

Aan de kust ontstond zo een ketting met vele kleine en grotere kralen. De luchtmacht voegde daar haar eigen stellingen aan toe: radarposten die vijandelijke bommenwerpers zo vroeg mogelijk moesten detecteren. De kustlijn was de westelijkste locatie waarop dat mogelijk was. Zo verschenen er tussen de kustverdedigingscomplexen stellingen voor de luchtverdediging. Overigens plaatste ook de Duitse marine haar eigen radarposten aan de kust voor de bestrijding van bombardementen tegen de havens en marinebases.

Grootschalige sloop

In de diverse kustplaatsen was ruimte voor de aanleg van de verdedigingslinie niet altijd voorhanden. Bij voorkeur werden de bunkers aangelegd in parken zodat er weinig gesloopt hoefden te worden. Bovendien bood de daar aanwezige beplanting mogelijkheden voor camouflage. Talloze huizen en wijken werden gesloopt voor het vrijmaken van schootsvelden en de aanleg van tankgrachten die daar om strategische redenen werden aangelegd. Er werd op grote schaal gesloopt: in Katwijk en Zandvoort werd de bebouwing aan de boulevards tot 200 meter landinwaarts afgebroken. Ter Heijde verdween – op de kerk na – geheel van de landkaart. In Den Haag en IJmuiden werden bebouwde zones gesloopt ten behoeve van de aanleg van o.a. tankgrachten. Tienduizenden werden gedwongen om de (kust) plaatsen te verlaten en te evacueren naar Drenthe, Overijssel of Limburg. Soms werd op kleinere schaal gesloopt en werd de midden in het bebouwde gebied opgerichte bunker – seinpost, schakelkamer etc. – voorzien van een bakstenen buitenmuur, valse ramen, een pannendak en soms zelfs een tuin.

De aanleg van de Atlantikwall heeft ingrijpende gevolgen voor de bewoners van de Nederlandse kust. Alle kustplaatsen krijgen tijdens de oorlog te maken met een Sperrgebied waarin burgers slechts toegang krijgen als zij taken uitvoeren die voor de Duitsers van belang zijn. De militaire autoriteiten willen zo min mogelijk burgers in dit gebied.

Ontruiming en evacuatie vanaf 1942

Met het Winterausbauprogramm van de Atlantikwall in 1942 begint de ontruiming van de kuststrook. Afhankelijk van het strategische belang en de omvang van de bebouwing varieert de breedte van deze strook van honderd meter tot enkele kilometers. Rond belangrijke havengebieden zoals Den Helder, IJmuiden, Scheveningen, Hoek van Holland en de Scheldemonding is de ontruiming het meest rigoureus. Deze plekken staan bloot aan vijandelijke aanvallen en bewoners worden gedwongen te evacueren. De meeste van hun huizen worden opnieuw bewoond door inwoners die vanwege hun functie onmisbaar zijn. Evacués die nog wel van enig economisch en maatschappelijk nut zijn in het Sperrgebiet worden in de randgemeenten gehuisvest. De anderen, ‘inproductieven’ als ouden van dagen worden weggestuurd naar het oosten en noorden van Nederland.

Gedwongen sloop vanaf 1943

Vanaf 1943 gaan de Duitse bezetters nog verder: ze eisen een vrij schootsveld. De huizen aan de strandboulevard en de direct erachter moeten worden gesloopt. In stedelijke- en havengebieden als Den Haag, de IJmond en Den Helder gaan zo hele woonwijken tegen de vlakte. Ruim 250.000 bewoners van het kustgebied worden gedwongen hun huis te verlaten en elders een onderkomen te vinden. Zij wonen dan bij anderen in.

De wadden: net even anders

De bunkers in het waddengebied hadden een speciale rol in de Atlantikwall. Zij werden met name ingezet voor de luchtverdediging. Er kwamen op de eilanden een aantal radarinstallaties. Hiermee konden de Duitsers zien waar vijandelijke vliegtuigen vlogen. Op Terschelling en Schiermonnikoog waren commandocentra waarvan uit de Duitse jagers instructies kregen om de geallieerde vliegtuigen te onderscheppen.
De bevolking van de Waddeneilanden werd niet geëvacueerd maar leidde tijdens de oorlogsjaren een geïsoleerd bestaan. Het strand, de duinen en het bos waren veelal verboden gebied. Zonder speciale toestemming mocht niemand de eilanden op of af. Grote aantallen Duitsers kwamen naar de Waddenkust, soms was de verhouding met de bevolking 1 op 1. Mannen werden gedwongen mee te helpen aan de bunkerbouw en soldaten werden ingekwartierd bij mensen thuis. Deze situatie verschilde erg met de Hollandse kust. In plaats van evacuatie moesten de eilandbewoners of ze nu wilden of niet, langdurig samenleven met Duitse soldaten.

Na de oorlog: woningnood en herbouw

Na de oorlog kan ruim een derde van hen niet direct terugkeren naar de gemeente van herkomst. Er zijn niet genoeg woningen meer. Alleen al in het Noord-Hollandse kustgebied moeten 6.500 woningen worden herbouwd. In Zuid-Holland met de zwaar gehavende woongebieden van Den Haag, Scheveningen, Katwijk aan Zee en Noordwijk aan Zee liggen de aantallen nog hoger. Alleen diegenen die voor de lokale economie onmisbaar zijn mogen terugkeren als zij te ver van hun werk zijn gehuisvest. De rest blijft de eerste jaren na de oorlog nog pendelen vanuit de randgemeenten. Diegenen die helemaal geen economische binding hebben blijven voorlopig in de opvanggemeenten wonen.

Wederopbouw-architectuur

De Nederlandse kustplaatsen worden in een periode van vijftien jaar na de oorlog herbouwd. Tot op heden wordt het beeld van de Nederlandse kustplaatsen voor een belangrijk deel bepaald door de nu zo saai en schraal ogende architectuur van deze Wederopbouwperiode. Voor naoorlogse generaties lijkt het of het altijd zo is geweest.